Een enorme opdracht in de wacht slepen, dat was het doel van mijn reis naar Saoedi-Arabië. Ik mocht zelfs aanzitten bij het banket met Zijne Koninklijke Hoogheid Koning bin Abdoel Aziz al-Saoed. Wat een eer! Het paleis en de tuinen waren verlicht met duizend en één lantaarntjes, overal hing de zoete betoverende geur van bloemen, de baklava… Ik waande mij de ongekroonde prinses van Oranje, gevleid op mijn troon naast de Koning. Mijn vliegende tapijt had me gebracht op een, voor gewone stervelingen, onbereikbare planeet. Maar met een doffe knal zou ik weer terugkeren op Moeder Aarde.
Mijn gastheer leunt warm tegen me aan, als hij me best broeierig toefluistert: ‘Hij is voor jou. Onze eer en traditie. Jij mag de eerste oogbal ontvangen.’ In een golf van opwinding hoor ik de woorden ‘voor jou’, ‘oogappel’, ‘eer’ en ‘ontvangen’. Vast een oranje Lamborghini, die buiten op mij wacht, in de kleur van ons Koningshuis. Zo attent, ik kan mijn geluk niet op!
Ik wist niet dat mijn ogen net zo groot en bol konden staan als de twee schapenogen die me vals aanstaarden vanaf het porseleinen bord.
Opeens heb ik ieders volle aandacht. Mijn Europese kameraden begluren me met een mix van medelijden en leedvermaak. Bij mijn nieuwe vrienden uit het Midden-Oosten houd ik het op bewondering, respect en regelrechte afgunst, want waarom was ik ‘de uitverkorene’?
Je kunt het schudden in je zakelijke bestaan, op alle fronten, als je op dit soort momenten weigert of zelfs maar twijfelt aan de eer. Dus leve de Arabische tradities en zonder hem aan te kijken knikker ik oog A waarderend in mijn mond. Ik had hem graag in zijn geheel ingeslikt maar….. te groot. Ik haal mijn kleine zakdoekje koket tevoorschijn en met een charmant kuchje deponeer ik de glazige rakker hierin. Ik excuseer me, elegant zwierend richting poederruimte. Briljant opgelost, dacht ik zo.
Loom rolt het oog de pot in. Ik trek een aantal maal door, maar het kleine ding blijft brutaal en energiek uit het water omhoog springen. Geen papier, dus hup, ik duw mijn hele arm in de opening van de pot: dit volhardende exemplaar moet en zal verdwijnen naar de Arabische jachtvelden. Helaas is er voor mijn arm letterlijk geen weg meer terug. Drie uur later ben ik verlost, samen mèt het boze oog.
Die staat nu op sterk water op m’n bureau, want die heeft me een fortuin gekost en alleen al om die reden laat ik hem nooit meer los!
Ik ben trouwens erfelijk belast met dit soort beschamende voorvallen. Zo beging mijn vader 70 jaar eerder ook een vorstelijke misser. Op verzoek van de jonge kroonprinses zat hij aan het staatsbanket, georganiseerd ter ere van de Nederlandse oorlogsveteranen. En dat vingerkommetje bij het visgerecht leek toch echt wel op een elegante Japanse bouillon… Hij zette het kommetje aan zijn lippen en de spottende en minachtende blikken van zijn “beschaafde” disgenoten golfden door hem heen. Een eenzame martelgang naar de schandpaal begon.
Maar uit onverwachte hoek kwam genade. De oplettende Koningin zag zijn schaamte en bedacht zich geen moment. In het kader van ‘eenzaam, maar niet alleen!’ bracht ze haar, met vis beduimelde kommetje naar de mond. Zowel zij als mijn vader hielden hun schouders recht en hun kin fier omhoog. Elkaar aankijkend dronken ze hun kommetjes leeg. Ad fundum!
Opeens wisten alle gasten precies hoe ’t heurde en even later zaten ze allemaal, met gespeeld genoegen, van hun met visvingers bevuilde vingerkommetje te nippen.
Noblesse oblige!
Vertel eens
Heb jij je wel eens moeten aanpassen aan andermans gebruiken waar je van rilde?